Ingevolge het K.B. van 29.03.2010 – B.S. 31.03.2010 – tot uitvoering van het hoofdstuk 6 van Titel XI van de wet van 27.12.2006 inzake de harmonisering van de bijdragen op de aanvullende vergoedingen bij werkloosheid met bedrijfstoeslag, verder steeds “DECAVA” genoemd, dient vanaf 01.04.2010 volgende werkwijze toegepast te worden voor wat betreft de inhoudingen op de aanvullende vergoeding en de werkloosheidsuitkeringen enerzijds en het aangeven en betalen van de bijzondere werkgeversbijdragen, voorzien in de programmawetten van 22.12.1989 (aan RVP) en 29.12.1990 (aan RSZ) anderzijds.
Wij geven u hierbij de werkwijze zoals ze vanaf 01/04/2010 van toepassing is voor wat betreft de
- INHOUDINGEN - WERKNEMERSBIJDRAGE
Er dient door de voornaamste debiteur van de aanvullende vergoeding een inhouding te gebeuren van 6,5% op de totaliteit van de werkloosheid met bedrijfstoeslag, zijnde de werkloosheidsuitkeringen enerzijds en alle aanvullende vergoedingen anderzijds.
Verder dient met de gezinstoestand van betrokkene rekening gehouden te worden, alsook met de hierbij geldende grensbedragen. De uitbetalingsinstellingen zullen dan ook aan het Fonds voor Bestaanszekerheid Metaal voor elke werkloze met bedrijfstoeslag van het PC111, vanaf de leeftijd dat ze instaan voor de uitbetaling van de aanvullende vergoeding van het FBZMN aan de betrokkene ({{SWT100}} voltijds of {{SWT50}} deeltijds), de werkloosheidsuitkering moeten mededelen, alsook de gezinstoestand van de werkloze met bedrijfstoeslag. Verder dient de uitbetalingsinstelling elke wijziging in zowel de werkloosheidsuitkering als in de gezinstoestand van de betrokkene onmiddellijk aan het FBZMN mede te delen.
Let op!
Ook de werkhervattingen van de werkloze met bedrijfstoeslag (zie verder), de opgenomen vakantiedagen en de eventuele datum van overlijden van de werkloze met bedrijfstoeslag worden best door de uitbetalingsinstelling aan het FBZMN gemeld, teneinde een correct beheer mogelijk te maken.
- VOORNAAMSTE DEBITEUR:
Concreet betekent dit voor de arbeiders en de werkgevers in het PC111, dat als voornaamste debiteur moet worden aanzien:
- DE WERKGEVER die betrokkene werkloos met bedrijfstoeslag heeft gesteld, indien de totaliteit van de aanvullende vergoeding van de werkloze met bedrijfstoeslag GROTER is dan {{SWT100x2}} voor de werkloosheid met bedrijfstoeslag na VOLTIJDSE TEWERKSTELLING (en waar de tussenkomst van het FBZMN {{SWT100}} bedraagt) of GROTER is dan {{SWT100}} voor een werkloosheid met bedrijfstoeslag na DEELTIJDSE TEWERKSTELLING (en waar de tussenkomst van het FBZMN {{SWT50}} bedraagt).
- HET FBZMN. indien de totaliteit van de aanvullende vergoeding van de werkloze met bedrijfstoeslag KLEINER of GELIJK AAN {{SWT100x2}} is voor de werkloosheid met bedrijfstoeslag na VOLTIJDSE TEWERKSTELLING (en waar de tussenkomst van het FBZMN {{SWT100}} bedraagt) of KLEINER of GELIJK is AAN {{SWT100}} voor een werkloosheid met bedrijfstoeslag na DEELTIJDSE TEWERKSTELLING (en waar de tussenkomst van het FBZMN {{SWT50}} bedraagt).
- WERKWIJZE:
- Indien de werkgever de voornaamste debiteur is, dient het FBZMN niets te ondernemen. De uitbetalingsinstelling hoeft dan ook niets bijzonder te doen tegenover het FBZMN.
- Het bezorgen van de gegevens inzake werkloosheidsuitkeringen en gezinstoestand, zoals hierboven reeds aangegeven, dient vanzelfsprekend wel door de uitbetalingsinstelling aan het FBZMN te gebeuren, wie ook de voornaamste debiteur mag zijn (het dossier moet kunnen worden opgevolgd).
- Indien het FBZMN echter de voornaamste debiteur is, zal volgende werkwijze moeten toegepast worden:
Zodra het FBZMN in het bezit is (via de gewezen werkgever van de werkloze met bedrijfstoeslag) van ALLE aanvullende vergoedingen die aan de werkloze met bedrijfstoeslag worden toegekend (legale en eventuele extra legale) en het FBZMN stelt vast dat zij de voornaamste debiteur is (de totaliteit van de aanvullende vergoedingen is < of = {{SWT100x2}} (VT) of {{SWT100}} (DT)) dan zal deze werkloze met bedrijfstoeslag door het FBZMN bij de bestaande kaart FM29/FM79 een subtype/aanduiding “VDP” (VoornaamsteDebiteurPrincipal) krijgen en wordt de uitbetalingsinstelling hiervan op de hoogte gebracht.
Deze aanduiding “VDP” betekent dat het om een werkloze met bedrijfstoeslag gaat waarvoor het FBZMN de voornaamste debiteur is en waarbij de uitbetalingsinstelling zodoende de inhouding van 6,5% op de betaling van de aanvullende vergoeding van het FBZMN ({{SWT100}} voltijds of {{SWT50}} deeltijds) zal moeten toepassen.
De uitbetalingsinstelling mag aan de betrokken werkloze met bedrijfstoeslag dan ook geen volledig bedrag ({{SWT100}} of {{SWT50}}) betalen, maar het bedrag verminderd met 6,50% op de totaliteit, zijnde de werkloosheidsuitkering + alle aanvullende vergoedingen. Er dient wel rekening te worden gehouden met de wettelijk geldende grensbedragen.
Het FBZMN zal de berekening van 6,50% maken en aan de uitbetalingsinstelling overmaken. Er wordt een in te houden dagbedrag meegegeven, waarmee de uitbetalingsinstelling zal moeten rekening houden in functie van het aantal te betalen dagen per maand. Er wordt uitgegaan van een gemiddelde van 26 dagen per maand. Voor vrijwillig deeltijdsen is dit het aantal vergoedbare halve dagen per week * 4,33.
Het FBZMN staat vervolgens in voor de aangifte en de betaling van deze inhoudingen aan de RSZ.
Telkens het in te houden dagbedrag wijzigt, zal het FBZMN een nieuw bestand aan de uitbetalingsinstelling overmaken.
Het FBZMN. zal aan de uitbetalingsinstellingen voor de dossiers met het subtype VDP, het effectief aan de werkloze met bedrijfstoeslag betaalde bedrag doorstorten, zijnde {{SWT100}} (of {{SWT50}}) verminderd met het door het FBZMN berekende bedrag van 6,50% op de totaliteit (werkloosheidsuitkering + alle aanvullende vergoedingen). Dit laatste, berekende bedrag, heeft het FBZMN immers voor deze werkloze met bedrijfstoeslag reeds doorgestort aan de RSZ.
Tot slot melden we dat tussen de uitbetalingsinstellingen en het FBZMN de nodige afspraken werden gemaakt om één en ander administratief op te volgen, zodat aan de werkloze met bedrijfstoeslag op een vlotte en correcte manier kan betaald worden.
- BIJZONDERE WERKGEVERSBIJDRAGEN RSZ
Goed om weten dat sedert 01.04.2010:
- de bijzondere werkgeversbijdrage RSZ niet langer forfaitair bepaald wordt, maar procentueel
- dat het FBZMN vanaf 58 jaar deze bijzondere werkgeversbijdragen ten laste neemt (dossiers met ontslag tot en met 31/12/2015) en tot een maximum van € 75,00 per maand.
- dat, indien de procentuele berekening hoger ligt dan € 75,00, de werkgever zelf moet instaan voor de aangifte en de betaling aan de RSZ (met terugbetaling tot het statutaire maximum bedrag door het FBZMN), terwijl dat, indien de procentuele berekening lager is of gelijk aan € 75,00, het FBZMN zelf instaat voor de aangifte en de betaling aan de RSZ.
- Voor alle dossiers waarbij het ontslag in het kader van het SWT betekend werd vanaf 01/01/2016 en later, komt het FBZMN niet meer tussenbeide in de bijzondere werkgeversbijdragen aan de RSZ en dit noch in de aangifte aan de RSZ, noch in de betaling aan de RSZ.